De Oorsprong van het Conflict

Tijdens de late dertiende eeuw was het graafschap Vlaanderen een der rijkste gebieden van Europa. De graaf was slechts in naam leenman van de koning van Frankrijk. In werkelijkheid voerde hij een eerder onafhankelijke koers en was hij een der invloedrijkste heren van zijn tijd. Maar elke medaille heeft zijn keerzijde. De rijkdom van het graafschap wekte de hebzucht van de Franse koning op, die Vlaanderen graag bij zijn kroondomein wilde voegen.

De graaf in de hoek geduwd

Koning Filips IV de Schone van Frankrijk was het petekind van graaf Gwijde van Dampierre, maar dit belette hem niet van de graaf met alle mogelijke middelen tegen te werken. Zijn bedoeling was de politieke positie van de Vlaamse graaf zodanig te verzwakken, dat hij hem op de duur opzij zou kunnen schuiven, om zelf rechtstreeks de heerschappij over Vlaanderen te kunnen uitoefenen. Vooral gedurende het laatste decennium van de dertiende eeuw werd de druk gestaag opgevoerd.

Zegel van graaf Gwijde van Dampierre

Het ruiterzegel van graaf Gwijde van Dampierre van Vlaanderen rond 1280

De koning deed dit via een strategie van politieke destabilisering door afwisselend de graaf, het patriciaat van de grote steden en het gemeen gunsten en rechten toe te staan, die er uiteindelijk steeds op neerkwamen dat de tegenstellingen in deze driehoeksverhouding alleen maar benadrukt werden. Ook voerde hij o.a. een munthervorming door die het recht van de graaf om zelf munt te slaan negeerde. Daarbij installeerde hij in de grote steden franse "gardiators" of toezichters die moesten toezien op het beleid van de graaf, niets minder dan een rechtstreekse inmenging.

De protesten van Gwijde tegen deze maatregelen werden genegeerd door Filips en het werd de graaf geweigerd voor zijn "Pairs" of gelijken (een speciaal gerechtshof met de twaalf hoogste leenmannen van de Franse kroon) te verschijnen om zijn zaak te bepleiten.

Sociale onrust

In de steden groeide ondertussen een politieke tegenstelling. Enerzijds was er de rijke burgerij, de poorters of patriciërs die letterlijk en figuurlijk de lakens uitdeelden. Zij controleerden de ambachten waar de arme arbeiders of het gemeen vaak uitgebuit werden. Die ambachten werden echter steeds mondiger en begonnen medezeggingsschap te eisen in het bestuur van de stad, en deden dat steeds meer met geweld.

Met de Franse inmenging hoopten de patriciërs dat de Franse hervormingen en maatregelen in hun voordeel konden spelen. Zij werden Leliaarts genoemd, naar de lelies in het wapenschild van de Franse koning. Daardoor dreef dit het gemeen bijna vanzelf in de richting van de partij van het Vlaamse gravenhuis. Zij werden de Liebaarts genoemd, naar de klauwende leeuw in het blazoen van de Vlaamse graaf.

einde

Meer info over de oorsprong van het conflict kunt u o.a. terug vinden in :
D. VAN DEN AUWEELE, De Staatsrechterlijke prehistorie van de Guldensporenslag, in P.TRIO, D.HEIRBAUT en D.VAN DEN AUWEELE, Omtrent 1302, Leuven, 2002.
M. BOONE, 1302: Economische en sociale context van het Frans-Vlaamse Conflict, in 1302 Herbekeken, MASEREELFONDS, Brussel, 2003.