Doorheen heel de geschiedenis heeft de mens oorlog gevoerd. Bij veldslagen en schermutselingen waarbij twee partijen met elkaar strijd voeren, is het van belang dat men vriend en vijand van elkaar kan onderscheiden. Een mogelijkheid om dit te doen is het gebruik van uniformen. Maar in 1302 was er slechts een zeer pril begin in het dragen van uniforme kledij per stadsmilitie. In het middeleeuwse strijdgewoel waarbij enkele honderden tot duizenden strijders op een beperkte oppervlakte lijf aan lijf gevechten voeren, is het visueel herkennen van vriend en vijand bijna onmogelijk.
Een voorstelling van "de oorlog"
als ruiter van de apocalyps in een Frans manuscript.
Het interessante hier is dat de ruiter de graaf van Vlaanderen is!
Om te vermijden dat men zijn eigen strijdmakkers aanvalt heeft men dus nood aan iets anders. En dat is de strijdkreet. Om elkaar te kunnen herkennen schreeuwt men voortdurend een vooraf afgesproken leuze. Op het moment dat men oog in oog met een andere soldaat staat kan een fractie van een seconde bepalend zijn over de keuze tussen leven en dood.
De soldaten die deze oorlogen uitvochten kenden uiteraard allemaal hun angst voor de vijand en de dood. Een van de effectiefste manieren om deze angsten te overwinnen is het scanderen van strijdkreten. Middeleeuwse slagvelden waren geen pretparken. De meeste strijders waren gewone mensen die slechts voor de duur van de slag aangeworven waren of zelfs verplicht werden om mee te vechten. Het scanderen van een strijdkreet in groep is een zeer krachtige manier om elkaar moed te geven.
Bij de intrede van Jacques de Châtillon in Brugge op 17 mei 1302 waren de meeste Liebaarts de stad ontvlucht. De overweldigende binnenkomst van de Franse landvoogd maakte de Bruggelingen echter zodanig bang voor bloedige represailles dat zij de bannelingen terug riepen. Men sprak af dat in de vroege ochtend de Fransen en hun helpers overvallen gingen worden. Om elkaar in de schemering te kunnen herkennen en om zichzelf van hun vijanden te kunnen onderscheiden werd een strijdkreet bedacht. De keuze viel op "Schild en Vriend", naar een bekende bijbelse psalm die gebruikt werd om God bijstand in de strijd af te smeken.
Een bijkomende eigenschap van deze leuze zou zijn dat franstaligen moeite hebben met de uitspraak van deze woorden. Maar het is niet zo dat de Vlamingen iedereen verplicht zouden hebben om de strijdkreet uit te spreken, om zo franstaligen te kunnen identificeren. Ook een Bruggeling van die tijd sprak het woord schild uit als "Scilt" zoals een franstalige dat zou doen.
Een alternatieve etymologie zoekt een verklaring in de vraag "Zijt gij des Gilden vriend?", maar deze kan om twee redenen niet gehandhaafd worden. De belangrijkste is wel dat deze vraagstelling grammaticaal niet klopt. Daarenboven is het zo dat de ambachten toen nog niet georganiseerd waren in Gilden. Enkel de rijke kooplieden waren dat, en zij behoorden meestal tot de Leliaarts.
In de zeer vroege ochtend van 18 mei 1302 dringen honderden Liebaarts onder de dekking van de nacht Brugge binnen, al roepende "Schild en Vriend", zodat ze elkaar konden herkennen. De Fransen worden vermoord, gevangen genomen of verdreven.
Tijdens de Guldensporenslag zelf had men nood aan een andere leuze. Hier was het niet langer alleen het leven van de Bruggelingen dat op het spel stond, maar wel de toekomst van heel het graafschap Vlaanderen. De strijdkreet die gebruikt werd lag voor de hand. Men streed in Kortrijk voor Vlaanderen en het symbool van het graafschap was het wapenteken van haar grafelijk huis: de leeuw.
De leuze "Vlaanderen en de Leeuw" was des te meer van toepassing vanwege de aanwezigheid van twee telgen van de grafelijke familie, Willem van Gulik en Gwijde van Namen, die de militaire leiding van de opstand op zich hadden genomen.
Ook het Franse leger had uiteraard haar strijdkreet. De juiste betekenis van een "montjoie" is niet helemaal duidelijk, maar waarschijnlijk komt het van een oud-frankisch woord mundgawi dat zoveel betekende als "Bescherm het land". Later werd het woord montjoie ook in verband gebracht met de "Oriflamme", het speciale Frans banier dat in de belangrijkste veldslagen werd meegevoerd wanneer de koning mee trok op veldtocht. Het werd bewaard in de basiliek van Saint-Denis, waar ook de Franse koningen hun laatste rustplaats vonden. Sint-Denijs was de patroonheilige van Frankrijk.
Vandaar dus de strijdkreet "Montjoie et Saint-Denis", oftewel de uiting van het vertrouwen in de Oriflamme en het geloof in de bescherming van Sint Denijs.
Meer info over de Vlaamse strijdkreet tijdens de Brugse Metten kan u o.a. terug vinden in :
F. DEBRABANDERE, Scilt en Vrient, Kortrijk, 1977.
J.F. VERBRUGGEN, Scilt ende Vrient, Brussel, 1979.