Wonen in een middeleeuwse stad

De gemiddelde Vlaamse stad in onze periode was zeker geen slechte plek om in te wonen. De levensomstandigheden waren behoorlijk te noemen. Woorden als duisternis, hongersnood, armoede, oorlog, vuil, stank en ziekte zijn zowat de meest gangbare omschrijvingen voor de middeleeuwen, maar daar klopt bitter weinig van.

Het uitzicht van de stad

De skyline van de Vlaamse steden werd gedomineerd door kerken, lakenhallen, belforten en andere voorbeelden van romaanse en gotische architectuur. De hallen en belfort van Brugge en de Ieperse lakenhallen stonden recht in 1302. De bouwwoede zorgde voor werkgelegenheid en de constante aanvoer van bouwmaterialen stimuleerde de ecomomie. Complexe technieken, ingenieuze werktuigen en artistieke regels werden gebruikt in de bouw van deze bouwwerken. Torens van rond honderd meter hoog waren zeker niet ongewoon.

Niet alleen de bovengenoemde gebouwen en kerken waren opgetrokken in steen. De patriciƫrs woonden dikwijls reeds in "stenen", grote en statige stenen huizen met verdiepingen en een dak van dakpannen. Daarin woonden zij met hun familie en hun bedienden. Hun handelswaar werd gestockeerd in de kelders en zolders. Die stenen moesten meestal niet onderdoen voor de versterkte woonsten van de landadel.

Het gewone volk woonde over het algemeen in houten vakwerkhuizen met lemen muren en een dak van stro of houten planken. In deze huizen werd er geleefd en gewerkt. Er werd meestal gestookt op een centrale plaats midden de leefruimte, waarbij de rook langs een gat in het dak kon ontsnappen.

Een handelaar begint zijn winkel klaar te zetten

Een handelaar begint zijn winkel klaar te zetten.

De hoofdstraten van de stad en de meeste zijstraten waren reeds geplaveid met kasseien. Door de overgrote meerderheid van deze straten moesten twee wagens met gemak naast elkaar kunnen passeren. Slechts een kleine minderheid van de straten was smal en donker. Ondergrondse riolering om afvalwater af te voeren was dikwijls reeds aanwezig. Aanvoer van drinkwater gebeurde bijvoorbeeld in Brugge met een stelsel ondergrondse buizen die vers water aanvoerden naar diverse aftakpunten in de stad.

Wonen in de stad

De mensen gooiden niet zomaar hun afval op straat. Daarop stonden boetes en men produceerde vroeger trouwens bijlange niet zoveel afval als tegenwoordig. Om zijn behoefte te doen, kon men overal latrines vinden. Die bevonden zich boven beerputten, die regelmatig geleegd werden. En varkens liepen zeker niet zomaar los op straat. Voor verwarming en koken werd door de meerderheid van de bevolking turf als brandstof gebruikt. Daardoor hing er meestal wel een rokerige sfeer in de stad, wat de belangrijkste geur was die men kon waarnemen.

Men was zich terdege bewust van de noodzaak aan hygiƫne. Men waste zich wel degelijk en kleren werden regelmatig gewassen en gelucht. Tegen allerhande ziekten kende men verscheidene natuurlijke hulpmiddelen, die zeker niet minder effectief waren. Wie de soms moeilijke kinderjaren zonder zware ziekte doorgekomen was, kon 70 jaar of zelfs ouder worden.

einde

Meer info over de levensomstandigheden in Vlaanderen kan u o.a. terug vinden in :
H. ROTTIER, Rondreis door Middeleeuws Vlaanderen, Leuven, 1996.
De foto is van de hand van Patricia Verbree.